Jacobus Bernardus Elbertus Schueler
Als zoon en kleinzoon van een leerlooier, is het duidelijk dat Jaap ook looier wordt. En om het vak goed te leren, dat deed je destijds niet bij je ouders. Je ging op
‘Wandershaft’, een soort gildenreis. En dus gaat hij in 1909 op pad, en wandelt 3 jaar lang, volgens de regels van het gilde, langs leerlooiers in België, Duitsland, Oostenrijk en Italië, om voor kost, inwoning en wat zakgeld, diverse looitechnieken te leren. Hij is net 18. Het is een pracht tijd, volgens zijn dagboek. Hij bezoekt grotten, paleizen en kastelen, maakt wilde dorpsfeesten mee, richt een voetbalclubje op, drinkt veel wijn, wandelt over de Alpen naar Italië, eet kilo's druiven onderweg en slaapt in het hooi, gaat op audiëntie bij de paus in Rome en doet op de terugweg ook nog even Parijs aan.
Dagboek
Uit het dagboek van Jaap:
21 juli 1912 Naar Fakersee geweest en doornat geregend. Van verdriet een paar liter wijn gedronken om op te drogen.
28 juli 1912 Met Jos Banick op de bergen geweest en in Warmbad. 'S avonds op een feest geweest bij St. Martin. Zeer goede wijn gedronken.
Eind 1912 komt hij weer thuis, in Barneveld, en gaat aan de slag bij de looierij van zijn vader.
Jaap is een sociaal mens. Hij gaat bij de vrijwillige brandweer, en is ook bij het Rode Kruis (Op de foto is hij de 4de van links).
Hij richt samen met vrienden een schaatsclub op, maakt deel uit van de Barneveldse Fiets Club, heeft kaartvrienden en schrijft lange brieven aan Cecile, zijn verloofde, waarin hij haar probeert gerust te stellen: “Maandagavond repetitie van de zangvereniging, dinsdag uitvoering, woensdag boekhoudcursus, donderdag verjaardag van van Dronkelaar, onze toekomstige buurman, maar daar kan ik niet eens naar toe, want ik moet schrijven. Ja, niet alleen naar mijn meisje hoor, ik moet nog meer schrijven vanavond, anders schreef ik je nog wel een paar velletjes, en ook een beetje mooier geschreven, maar het gaat nu maar in haast, want ik heb niet veel tijd om er aan te besteden. Vrijdagavond vergadering van de IJsclub,
en Zaterdagavond eerst naar de Kerk en dan mijn meisje afhalen aan de trein. Zoo zie je wel, ik ben iedere avond bezet. Als dat altijd zoo was, trouwde je beslist niet met me. Maar ik beloof je dat dat niet altijd zoo is hoor. Als ik eenmaal getrouwd ben, zal ik ook nog wel eens een avondje hebben om aan mijn lief vrouwtje te besteden.”
Actief
Ze gelooft het, want ze trouwen, en krijgen een dochter en vier zonen. Nu is het gedaan met het reizen. Hij bezoekt nog wel eens zijn oude collegas in Duitsland, en gaat ook een paar maal naar Canada op bezoek bij twee zonen die zijn geemigreerd. Maar verder blijft hij zijn gehele leven leerlooier in Barneveld. Wel, tegen zijn trouwbeloftes in, blijft hij actief. Hij wordt commandant bij de brandweer, is bij de schaatsclub en ook nog steeds bij het Rode Kruis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkt hij intensief mee aan de hulp van gewonden en evacuees in de regio.
Zijn kleinkinderen kennen hem als een man die “nooit boos werd.”
Heel oud wordt hij niet, maar 67. Tijdens een van zijn laatste maanden zegt hij “Het is gedaan met de koopman.” Hij ligt hier bij zijn vrouw, op hetzelfde kerkhof als zijn vader en moeder. Een van zijn 4 zonen ligt hier ook. Zijn grootvader en grootmoeder liggen ook in Barneveld.
